Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het LSOP en het politieonderwijs

 

Artikel 13
1
Het LSOP biedt in samenwerking met de politiekorpsen, met de regionale opleidingencentra, bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en met de instellingen voor hoger onderwijs, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het onderwijs aan in de vorm van initiële en postinitiële opleidingen.
2
De niveaus waarop de initiële opleidingen, genoemd in de onderdelen a tot en met c van het derde lid, zich richten, komen overeen met de opeenvolgende niveaus van beroepsuitoefening, als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs. De niveaus waarop de initiële opleidingen, genoemd in de onderdelen d en e van het derde lid, zich richten, komen overeen met de niveaus van de opleidingen die op grond van artikel 7:21 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek recht geven op het voeren van de titels bachelor respectievelijk master.
3
De initiële opleidingen richten zich op de volgende niveaus waarop de politietaak kan worden uitgeoefend:
a
assistent politiemedewerker (niveau 2),
b
politiemedewerker (niveau 3),
c
allround politiemedewerker (niveau 4),
d
politiekundige (niveau 5),
e
politiekundige (niveau 6).
4
Aan de initiële opleidingen kunnen ten behoeve van individuele studenten voorbereidende of ondersteunende activiteiten worden toegevoegd ter bevordering van de toelating tot en het met gunstig gevolg voltooien van de opleiding. Deze activiteiten maken geen deel uit van de opleiding. Voorbereidende en ondersteunende activiteiten zijn bestemd voor studenten wier vooropleiding naar het oordeel van het college van bestuur zonder deze activiteiten onvoldoende uitzicht biedt op het voldoen aan de competentiegerichte eindtermen binnen redelijke tijd.
5
Het college van bestuur is belast met de beoordeling van eerder verworven kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden, houding en ervaring, al dan niet blijkend uit eerder behaalde kwalificaties, met het oog op het verlenen van vrijstellingen.
6
De studielast van de initiële opleidingen bedraagt voor de onderscheiden in het derde lid, onderdelen a tot en met e, bedoelde initiële opleidingen ten minste:
a
2400 studiebelastinguren,
b
4800 studiebelastinguren,
c
6400 studiebelastinguren,
d
6720 studiebelastinguren, en
e
6720 studiebelastinguren.
Van de studielast kan overeenkomstig artikel 14, vijfde lid, worden afgeweken.
7
Van elke opleiding maakt een praktisch opleidingsdeel deel uit.
8
Het praktische opleidingsdeel bedraagt voor de initiële opleidingen ten minste 40 % van de studielast, bedoeld in het zesde lid.
9
Het praktische opleidingsdeel wordt verzorgd op grondslag van een standaard onderwijsovereenkomst, gesloten door het college van bestuur en de korpsbeheerder van het regionale politiekorps waarbij de student is aangesteld, of door het college van bestuur en de korpsbeheerder van het Korps landelijke politiediensten. De afspraken in de onderwijsovereenkomst betreffen: de precieze omvang van de periode van het praktische opleidingsdeel, de begeleiding van de student, dat deel van de competentiegerichte eindtermen dat de student tijdens het praktische opleidingsdeel dient te realiseren, en de beoordeling van de student tijdens het praktische opleidingsdeel.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •